Afscheid van de Toyota
Southern Small Detached reef

Vroeg op want we moeten om kwart over 7 bij de Nimrod zijn. We zeggen gedag bij Mark en lopen naar de het kantoor van de Nimrod. Daar is al een aardig groepje mensen verzameld. We worden voorgesteld aan iedereen die er al is maar zoals altijd vergeet je de namen direct. De eerste indruk is dat het een aardige en rustige groep is. Drie Duitsers, twee Zwitsers, een Zweed, drie Australiërs, vier Amerikanen, een Canadese en natuurlijk twee Nederlanders. De organisatie ziet er geolied en door de wol geverfd uit.

We krijgen een korte briefing en gaan op weg naar het vliegveld. Daar staan al 4 kleine vliegtuigjes klaar en na een half uurtje pakken en stouwen, vertrekken we. De vlucht gaat ongeveer 2 uur duren en gaat zowel over land als over zee. De koraaleilanden en riffen zijn prachtig. Diepblauw gaat over in lichtblauw en groen. Het land is rood met soms rond een beek een groene strook. We zien veel bushfires, maar vrijwel zeker natuurlijke brandjes die ook zelf weer uitgaan. Glenn, de Amerikaan heeft zich ongevraagd en zonder gêne op de co-piloot stoel geplaatst, onze Duitse vrienden worstelen zich voor ons om de dan volgende beste plekken te bemachtigen en wij eindigen samen met Jenny, een bijzondere Australische, op de achterbank. Toch is het uitzicht prachtig. We vliegen naar Lochhard River, het verst vooruit geschoven vliegveldje. Midden in de bush is er op eens een strook zonder bomen en daar ligt de landingsbaan. Het vliegveldje zelf is een hut met twee toiletten. Toch is het er redelijk druk. Op de parkeerplaats staat een politiewagen met een soort arrestantenkooi achter op, zoals een leeuwenkooi. De politieagente zelf, leunend tegen het gebouwtje, een dikke negerin met nog 2 of 3 tanden, die overigens ook op uitvallen staan, met een peuk in haar mondhoeken staat te wachten op klandizie denk ik. Meer blauw op straat pakken ze hier voornamelijk in de breedte aan. Op het vliegveld staat de groep duikers die net van de Nimrod af komen niet echt gelukkig te kijken. Navraag leert dat dat komt omdat ze geen afscheid willen nemen van een fantastische vakantie, dat scheelt in ieder geval. Er staat een terreinbusje klaar om ons te vervoeren. De chauffeur, Scotty is een Crocodil Dundee, maar dan echt lief. Een op en top Australiër. Hij gaat ons naar Portland Roads brengen, een dorpje met 4 huizen opgericht in een tijd dat Japanners nog niet uitgenodigd werden om als duikleider te komen werken maar anderszins en minder fraai geïnteresseerd waren in dit gebied. Onderweg vertelt Scotty honderduit over het land waar we doorheen rijden. Je merkt dat hij van zijn land houdt, hij praat over evolutionaire ontwikkelingen alsof de boom, plant of beest er eigenhandig de slimme oplossing voor het probleem heeft bedacht. Portland Roads is echt zo’n dorp waar je van denkt: hoe bedenken mensen het om hier te gaan wonen. Vier huizen, wat schuren en een asfaltweg is alles wat de mens toegevoegd heeft aan moeder natuur en daar leven mensen. Wel een mooi uitzicht. Voor ons ligt de diep blauwe zee. Vroeger was er hier een Jetty, een strekdam die door de Amerikanen gebouwd is in WO II om voorraden voor het vliegveld van Lockhard aan te kunnen voeren.

De strekdam is op een enkele steen na onder water verdwenen dus daar hebben we niets meer aan. In de baai ligt de Nimrod, een stoere catamaran met een hoekig kajuit er op. De tender komt er al aan als we uitstappen. De bus wordt uitgeladen en alle voorraden voor de komende week en alle koffers en tassen komen uit de bus. Dat wordt wel een keer of 10 varen. De tender kan niet helemaal tot aan het strand komen dus moeten we met allemaal een doos naar de tender toe lopen over het puin en kapotgeslagen koraal. Dat is altijd tricky want koraal is messcherp en ga je onderuit dan haal je alles open. We hobbelen dus voorzichtig heen en weer tussen het strand en de tender tot hij vol is en kunnen dan samen met Per, de Zweed, Glenn de Amerikaan en Tanja en ik in de tender stappen. We moeten heel voorzichtig varen want op de heenweg was de boot leeg en nu is hij tot de rand vol dus hebben we wat meer raakvlakken met de onderwereld. Op een bolder of twee na, die we schampen komen we er uit. De tender wordt bestuurd door Demi, een Japanner die zich voorstelt als duikleider. Hij heeft de motoriek van een robot en spreekt nauwelijks Engels, ik hoop niet dat hij de hoofdrol gaat spelen want hij is op zijn zachts gezet onhandig. De Nimrod komt steeds dichter bij en dat is altijd een spannend moment. Voor je ligt je wereld voor de komende week. We leggen aan en worden door Molly, onze hostess naar binnen geleid. De lounge is mooi, ruim opgezet met aan de zijkant een paar lekkere hangbanken en in het midden een grote eettafel. Op de tafels staan al kanen met water en softdrinks te wachten, de airco staat al te knorren dus de eerste indruk is dik in orde. Buiten staat de bemanning de voorraden binnen te halen en druppelen mondjesmaat de andere gasten binnen. Tussen die mierenhoop door loopt een kleine Japanse die zich al met een soort waterval van gebroken Engels aan ons heeft voorgesteld: Nao is de ander duikleidster. Als we koud aan boord staan wil ze al onze logboekjes hebben en die staan nog op het strand. De eerste indruk is dat ze wel kordaat maar misschien een beetje hyper is. Als iedereen en alles aan boord is, krijgen we een welkomsttoespraakje van captain Ian, waarin iedereen van de crew voorgesteld wordt. En dan is het trossen los en het ruime sop kiezen. De planning is om vandaag in ieder geval nog een duik te maken. We komen rond een uur of 5 aan bij de Swimming Pool maar de wind is gedraaid en de stroming te sterk.

Er moet een andere duikstek gezocht worden aan de andere kant van het rif. Rond een uur of 6 kunnen we er in. Het is intussen gaan schemeren. We moeten ook nog even uitloden en voor we eenmaal klaar zijn om te vertrekken is het aardig donker. Het eerste kwartier kunnen we nog zonder lamp af. We hebben een goede lamp mee gekregen, maar een eerste duik en dan gelijk al een nachtduik is niet echt prettig. Ook is intussen de stroming flink toegenomen en moeten we af en toe flink ploegen. De duik is op zich wel aardig maar er is niet echt veel te zien. Een murene, een seahare, soort Spaanse danseres en een heel mooi lief klein Koraalduiveltje zijn eigenlijk de enige hoogtepunten van de duik. We komen boven en moeten nog een flink stuk peddelen. Terwijl we terug op de boot klimmen zijn er 3 duiker heel ver van de boot terecht gekomen en moeten met de tender opgehaald worden. Al met al geen beste start, ik hoop maar dat dit niet maatgevend wordt voor de rest van de vakantie. Het eten staat intussen wel klaar en dat is heerlijk, wraps met salade. We kletsen nog wat na maar iedereen is nog wat onwennig en moe van de lange reis dus rond een uur of 10 haakt iedereen, terwijl ik dit schrijf valt Tanja op mijn schouders in slaap. Tijd om ook te gaan slapen. We delen onze hut met Jenny en David, die liggen al uitgebreid op één oor. Het zijn twee nauwelijks zichtbare mensen die heel erg hun best doen om niet lastig te zijn, zo erg zelfs dat het lastig is. Als je van de WC komt en David komt naar beneden zegt hij sorry en draait zich weer om, alsof zij te gast zijn in onze hut. Heeft ook zijn voordelen, kunnen we rustig onze gang gaan. Voor nu: tijd om te slapen!


Afscheid van de Toyota
Southern Small Detached reef