Brothers? Deadulus?
Hamerhaai!

Die volgende dag waait het zo mogelijk nog harder en als we bij Elphinstone aankomen spoelen er golven van 1½, 2 meter over het rif heen. Er is nog een andere boot, die net bezig is te gaan duiken: de duikers moeten vanaf een stampend achterdek in het water springen en naar de zodiak zwemmen en vervolgens aan boord klimmen omdat ze niet gewoon in kunnen stappen vanwege de golfslag. Een spoedoverleg later zijn we, uitgezwaaid door een groep dolfijnen die om de boot heen zwemmen, op weg naar Abu Dabbab, een rif in de luwte van de kust. Dit tot groot genoegen van de groep. Daar aangekomen krijgen de meeste  gezichten weer wat kleur en eenmaal in het water zorgt een mooie duik ervoor dat de ontbering gauw is vergeten. Tussen de twee riffen ligt een gezonken safariboot die door brand gezonken is. Er liggen pannen, kooktoestellen etc. Het wrak zelf wiegt op de bodem door de golfslag. ’s Middags maken we een duik aan de oostkant en die is matig. Rond de schemering maken we een duik aan de zuidwest kant en komen daar drie schildpadden tegen waarvan er één zelfs zo dichtbij komt dat ik het niet kan laten om hem aan te raken, wat nogal (terecht) wat afkeurende geluiden veroorzaakt. ’s Avonds hakken we de knoop door en besluiten naar het Daedalusrif te gaan. Nog snel wordt er een ruilbeurs voor pilletjes opgezet en een breed scala aan medicatie gaat van hand tot hand, waarbij het woord cocktail niet gemeden wordt, sommige mensen zien we pas na vier dagen weer helder uit de ogen kijken. ’s Nacht wordt de grote oversteek gemaakt en net voor het ochtendgloren meren we af, wat mij betreft, mede dankzij een pilletje, een heerlijk tochtje, de boot schommelt heen en weer als een wiegje. Andere danken de Heer dat we aangekomen zijn en eindelijk stil liggen.

Brothers? Deadulus?
Hamerhaai!