Auckland
Land achter God's rug

De dag begint mooi maar als we buiten willen ontbijten betrekt de lucht en begint het te regenen. We vertrekken richting Waipoua forrest. In Ruawai doen we nog wat boodschappen en rond een uur of 12 rijden we het bos in. De weg is prachtig. We klimmen over steile weggetjes door dichte subtropische bossen. De weg naar het informatiecentrum is onverhard maar erg mooi. Grote statige bomen vormen een mooi bos waar de weg als een soort tunnel doorheen loopt. Naast de weg loopt een liefelijk beekje. We zien de eerste Kauri bomen, met grote dikke stammen, tot 50 meter hoog. Enorme bomen die intussen uiterst zeldzaam zijn omdat ze in vroeger tijden erg veel gevraagd waren. Het hout bevat namelijk erg veel gom en is dus eigenlijk al van nature gelakt. De restanten van het oude bos worden intussen streng beschermt en het bos is langzaam weer aan het herstellen. Het kan nog wel even duren want een gemiddeld Kauri doet er een 400 jaar over om volwassen te worden. Het visitor centre is mooi en informatief. We kunnen kiezen: daar kamperen zonder stromend water, toilet en stroom of terug rijden naar een camping op ongeveer een uur rijden. Dat ligt bij een mooi klein park en voordeel is ook nog eens dat ze nachtwandelingen organiseren. We besluiten dus om terug te rijden. Het is een mooie camping langs een riviertje waarin veel vis te zien is en waar de ijsvogels op de schutting zitten. We hebben nog een paar uur en besluiten bij daglicht vast het park te verkennen. Het bos is ontzettend mooi, grote Kauri bomen, afgewisseld met boomvarens en andere inheemse bomen. Om ons heen zingen vogels met geluiden die ons totaal vreemd zijn, kortom dit is Nieuw-Zeeland zoals het was en zoals het hoort te zijn. Het kost wel wat, het hele bos is vergeven van de vallen voor fretten, vossen, katten, honden, opossums, wezels en marters. Ook de konijnen worden bestreden om te voorkomen dat het weer vleeseters aantrekt. De nachtwandeling is mooi, de gids weet veel van het bos. Ze laat jonge Kauri stekjes zien, heeft een rode lamp bij zich waarmee we Kiwi’s hopen te gaan zien. Het bos bruist van het leven, voornamelijk Kiwi’s waar hier een grote populatie van is. Ze fluiten naar elkaar, met een harde hoge toon. Bij een omgewaaide Kauri laat ze gloeiwormen zien die in de grote kluit leven. Onder een andere omgewaaide boom zit een grote groep met reuze Wata’s een insect dat nog het meest op een sprinkhaan lijkt maar met de slijmerigheid van een slak. In het stroompje naast het pad zien we ontzettend veel leven: rivierkreeftjes, paling (die naar Tonga migreren om te paren) en andere soorten vis. We zien een Kauri slak, een 15 centimeter grote slak die als een van de weinige slakken ter wereld een vleeseter is. We zien uiteindelijk geen Kiwi alhoewel ze aan het geluid te horen, erg dichtbij komen. Terug op de camping krijgen we nog een toetje. Onder het viaductje is een talud dat vol zit met gloeiwormen. We kunnen ze van heel dichtbij bekijken, rare bijna glasachtige lichamen met een helder blauw lichtje aan een slijmerige sliert. In het riviertje gooit ze wat brood en in no-time is het een wirwar van palingen. Het is net eendjes voeren, Tanja bekommert zich al om de kleine palingen die telkens achter het net vissen. Uiteindelijk nemen we afscheid van de groep. Het is intussen waterkoud geworden en omdat het als half 12 is (een record) duiken we gauw in bed.

Auckland
Land achter God's rug