Daintree
Kasuaris!

Midden in de nacht schrik ik wakker van knagende geluiden maar geen gewetenskwestie houdt mij bezig, dus kijk ik verder. Op de stoel naast ons is een bandicoot bezig zich een weg door de rugzak heen te vreten. Hij heeft al een gat weg geknaagd en is onverdroten op weg naar de noten die, ondanks dat ze luchtdicht zijn afgesloten, toch gedetecteerd zijn. Ik jaag hem weg en op een paar schreeuwende vogels na, wat torren die snorren en mysterieuze piepjes, ritsels en geschuifel slapen we heerlijk. We zijn vroeg wakker want de voorkant van de tent is gewoon horgaas dus het licht komt kamerbreed de slaapkamer binnen. We liggen te luisteren naar alle geluiden om ons heen. Eigenlijk zijn het vooral de geluiden samen met de massieve ondoordringbare haag van planten die het zo bijzonder maken. Je weet dat er van alles gebeurd maar je ziet er niets van. Het glas met nog een bodempje Bourbon van gisteren wat ik naast mijn bed heb neergezet, is gevuld met 3 hele dikke torren. Fijn om te weten dat die ’s nachts door de slaapkamer dwalen. Toch blij dat de Bourbon ze afgeleid heeft. Ze bewegen niet meer dus spoel ik ze door de WC, waar ze opeens weer beginnen met bewegen. Ik durf ze niet meer uit de WC te halen dus met pijn in mijn hart spoel ik ze door. We ontbijten in de “eetzaal” en gaan na het eten een wandeling maken. We hebben een beschrijving van de wandeling mee. Overal staan bijzondere bomen, hardhouten palmen die per jaar 7 cm groeien en intussen 50 meter hoog zijn, woudreuzen met wortels als een soort sluiers, wait-a-whiles, slingerplanten vol met weerhaken die je inderdaad even pas-op-de-plaats laten maken als je erin loopt, varens, hertshoorns, wandelende taken. Als we eigenlijk al voorbij een dun takje zijn valt ons oog nog net op een bosdraak, een ongeveer 50 cm lange hagedis. We kijken onderweg goed uit onze dopen of we een kasuaris zien maar deze erg zeldzame vogel houdt zich goed verborgen. In het gastenboek gisterenavond verklaarde veel bezoekers de vogel tot mythisch omdat ze zich nergens vertonen. Toch trekken de vogels elke nacht vanuit de bergen naar de kust en ’s avonds weer terug. We doen ongeveer 2 uur over de wandeling en zijn rond 11 uur weer terug bij de tent. We zien wel de kleine uitvoering van de kasuaris, de zwartkopralitmalia. Eenmaal terug bij de hut zien we terwijl we teruglopen over alle kleine paadjes een kasuaris lopen! Hij scharrelt bij onze tent langs en snackt wat langs het pad. Hij heeft echt enorm dikke poten en een hele bijzondere, hel blauwe kop met een soort rode lob eronder. Hij is zo’n twee meter groot en dat is behoorlijk. We kijken 5 minuten toe maar de andere bezoekers hebben hem ook ontdekt en beginnen een soort fotojacht. De kasuaris houdt het vrij snel voor gezien en verdwijnt soepel en snel het bos in.

Rond half 12 moeten we ons al weer melden bij de boot waarmee we op krokodillensafari gaan in de mangrovebossen van Cooper’s Creek. Samen met een bus vol Amerikaanse bejaarden (altijd nog beter dan een boot vol piepjonge Japanners) worden we door een beringbaard mannetje het bos in gevaren. Hij houdt een ietwat verveeld verhaal maar weet wel aardig wat over de mangrove. Krokodillen leven eigenlijk de hele lente en zomer onderwater om op temperatuur te blijven, verteld hij als we eenmaal aan boord zitten en betaald hebben, de kans is dus miniem dat we er 1 in vol ornaat te zien krijgen. Hij weet wel een krokodil te zitten maar dat is een vrouwtje wat zo’n 3 maanden haar nest gaat bewaken en daarbij niet uit het water komt. De scène is bijna komisch, in een inham van de mangrovebossen wijst hij een plek waar de krokodil te zien is. De helft van de bejaarde, bang om betrapt te worden op slechte ogen, roept oh yeah en meer uitroepen van enthousiasme. De andere helft laat zich niet in de boot nemen en tuurt zich suf maar ziet niets. De boot gaat 6 keer heen en weer en warempel de laatste keer dat we er voor stoppen zien zowel Tanja als ik de krokodil, dat is te zeggen we zien twee puntjes, haar ogen en een vorm in het water die een krokodillenlijf kan zijn. Laten we het er maar op houden dat het er een was. De rest van de tocht is overigens heel mooi. De mangrove zijn altijd heel apart om te zien, met de wortels die omgekeerd de lucht in groeien om zuurstof uit de lucht te halen en een soort grote voetballen die als vrucht in het water vallen en honderden kilometers verder op weer kunnen uitlopen. Op de terugweg stoppen we bij een café met een hoog hippie gehalte voor een broodje. Alles is hier zo mogelijk nog relaxter dan in de rest van Australië. Een hippie inclusief hoofdband is het gras aan het maaien en mevrouw hippie komt met wijde, van Indiase patronen voorziene, ruisende rokken een broodje brengen. We maken de rondwandeling die ze door het bos gemaakt hebben over de boardwalk om het bos niet te beschadigen en aan het einde komen we in een bos van fanpalms terecht, een prachtige palm die door “the black fellow” gebruikt werd als paraplu. ’s Middags nemen we de auto en rijden op een heerlijk sukkeldrafje naar Cowbay. Daar liggen we heerlijk lui aan het strand en zwemmen, in wetsuite, om een beetje af te koelen. Het weer is heerlijk, achter ons op ongeveer 1 kilometer landinwaarts regent het, maar aan het strand is het heerlijk zonnig en warm. Rond half 6 gaan we terug en koken eten. Om een uur of half 8 moeten we verzamelen voor een nachtwandeling. Possum, de vader van de eigenaar gaat de tocht begeleiden. Hij is een soort boskabouter meteen ringbaardje, loopt met gemak onder je oksels door zonder te bukken en heeft enorme pretogen maar is helaas ook vergeten zijn kunstgebit in te doen. Toch ontpopt hij zich als een leuke gids. We krijgen allemaal een zaklamp met een stevige accu en instructies, voornamelijk over de wait-a-whiles, niet doorlopen, maar even achteruit en je bent weer vrij. Possum is heel grappig en alhoewel niet iedereen het met ons eens is, heb ik verschrikkelijk veel schik om het mannetje. Hij houdt echt van zijn bos, kent het op zijn duimpje, kent alles bij naam, weet wat je er mee kunt en vooral niet mee kunt (touch that three now, and you’ll be thinking of me for the next three months…) Hij kruipt in een boomwortel om een demonstratie te geven hoe een kasuaris slaapt. In het bos is het rustiger dan gewoonlijk omdat de nacht erg warm en drukkend is. We zien een aantal bosdraken, slapende vogels, opgeblazen tot een tennisbal, en Tanja ontdekt een soort duizendpoot die Possum pas 1 of 2 keer eerder gezien had, de laatste keer toen hij er per ongeluk zijn hand oplegde en toen 2 weken met koorts in bed moest blijven. We maken een flinke wandeling van drie uur en ik ben blij dat Possum de weg weet. We zien enorm spinnen, zo groot als je vuist, hij weet zelfs een tarantella uit haar holletje te krijgen, een heel klein exemplaar weliswaar maar toch. Onder de bladeren zitten rupsen, vlinders, sprinkhanen, wormen, hagedissen, kakkerlaken, mieren, en hele dikke paden, de cane toad, een plaag in Australië. Geïmporteerd uit Hawaï, uitgezet tegen de cane beatle is hij uitgegroeid als een van de grootste ecologische rampen. Boomkikkers zijn bijna uitgestorven, insecten worden weggevaagd enzovoort. We speuren intensief, onder voorhouden van een biertje voor de eerlijk vinder van een boomkikker en 10 biertje voor een slang, maar vinden geen van de door Possum gehoopte dieren. Toch is het een hele mooie wandeling en een aparte ervaring. Om half 12 zijn we weer terug op het kamp en drinken nog een XXXX (het favoriete bier van Queensland) en gaan dan door het donkere bos op weg naar de tent. In het huisje zit er een dikke kakkerlak onder de tas en een grote harige spin op de muur, voor straks dus lekker slapen en morgen gezond weer op….


Daintree
Kasuaris!