Klein Bonaire (met de boot...)
En toen was 't klaar

Het einde van de vakantie begint in zicht te komen. We gaan na het ontbijt dan ook eerst de vlucht bevestigen en dat is maar goed ook want de vlucht naar Curaçao die we oorspronkelijk zouden hebben is vervallen. We vliegen nu een uur later. Dat is krap aan want we hebben dan maar 40 minuten om over te stappen maar dat levert geen probleem op volgens de dames van het ticketbureau. We rijden door naar de oostpunt van het eiland en maken een duik bij Vista Blue, een duikstek bij de oostpunt van Bonaire. We bereiden ons voor op stevige stroming, maar er is werkelijk niets van te bekennen. De duik zelf is mager. Het rif is erg dun begroeid en bestaat voornamelijk uit zweepkoralen en zacht koraal. We moeten een flink stuk zand overzwemmen voordat het rif begint. Daar worden we wel voor de gezelligheid vergezelt door een linie sepia’s die op hun wonderlijk sierlijke manier voort zweven. Ze vormen een soort van denkbeeldige lijn en met wat tussenruimte rukken ze op, als in een gevechtsformatie. Op een plateau op zo’n meter of 10 diepte komen we een grote midnightparrotfish tegen. Soms werken dat soort dingen zo gek. In al die 200 duiken die we gemaakt hebben, zijn we nog nooit een midnightparrotfish tegen gekomen en nu opeens twee keer achter elkaar. We zien op een zandvlakte buisalen. Dat zijn erg schuwe kleine vissen die uit een holletje in het zand komen en als een soort buikdanseres heen en weer staan te zwaaien. Ook zien we nog ingeklemd tussen twee koraaltaken een zogenaamd Medusahoofd. Die lijkt nog het meest op een vogelnestje of een kluwen touw maar is eigenlijk een zeestersoort en een volle neef van de doornenkroon. Terwijl de sepia’s ons verwelkomde, worden we uitgeleide gedaan door een koffervisje dat als maar voor ons uit blijft zwemmen en soms zelfs om lijkt te kijken of we het nog wel bij kunnen benen. De kleine blokjes vis zijn zo leuk om te zien bewegen, met hun koddige koppie. We rijden verder terug tot bij North Belnem (ook wel bekend als Donkey Beach). Daar zijn we vorige week een manta tegen gekomen dus dat is een stek die blijft trekken. Manta’s zien we niet maar we komen wel drie dikke tarpoens tegen die langs het rif patrouilleren. We duiken helemaal tot aan de tankerpier waar de tankers met kerosine voor het vliegveld aanleggen en keren dan weer om. Terug bij Joop & Gemma maken we ons op om bij van der Valk te gaan eten. We drinken vast een biertje op de veranda. Achter in de tuin zijn intussen een stuk of 6 ezels verschenen. Die krijgen water bij de overburen. Als het water op is besluiten ze bij ons te komen schooieren. Gemma en Tanja kunnen de beesten natuurlijk niet met een lege maag laten vertrekken dus wordt er brood gevoerd. De beesten zijn onderling erg agressief, bijten en trappen elkaar maar naar ons toe lijken ze zich redelijk te gedragen, maar het blijft uitkijken. We rijden met de huurauto naar van de Valk. We trakteren Joop & Gemma op een etentje om ze te bedanken voor de fantastische manier waarop ze ons thuis hebben laten voelen. De gezelligheid en de gastvrijheid was echt onwaarschijnlijk groot. Bij van der Valk zijn we redelijk vroeg dus kunnen we een plek bij het water nemen. Uitkijkend over de Caribische zee waarin een knalrode zon langzaam wegzakt bedenken we ons dat we ze echt heel erg gaan missen, niet alleen vanwege de duikschool. De laatste jaren zijn het echte vrienden geworden. Maar goed, Bonaire is niet het andere eind van de wereld, alhoewel het wel een eind die richting op is.

Klein Bonaire (met de boot...)
En toen was 't klaar