66° zuiderbreedte
The L-word

Buiten op het dek is het koud. De wind snijdt door mijn fleece en de sneeuw reikt tot over de rand van mijn schoenen zodat het koude natte spul langzaam mijn sokken doordrenkt en mijn voeten in ijsklompen veranderd. De ochtendmist ligt dik over het landschap en pas als je heel goed kijkt zie je de bijna spookachtige bergen die om mij heen uit de mist opdoemen. Ik schrik op uit mijn ochtendmijmering door de aankondiging van het ontbijt.
Als we ons na het ontbijt klaar maken voor een wandeling wordt er altijd een heel circus in gang gezet. Eerst aankleden: thermo ondergoed, skibroek met daarover heen een regenbroek. Thermo shirt, fleece en binnen jas worden gecompleteerd met overjas. Buff, handschoenen en petje en als laatste een paar lompe laarzen en natuurlijk een reddingsvest voor de zodiacrit. Tegen de tijd dat je aangekleed bent, is je omvang zowat verdubbeld en moet je vlot zorgen dat je buiten komt anders krijg je een hittestuwing.
Buiten blijkt de mist opgelost te zijn door een extra portie wind. We stellen ons op in de wachtrij voor de zodiac wanneer de intercom krakend tot leven komt en meedeelt dat in verband met de wind de excursie, in ieder geval tijdelijk, wordt afgeblazen. Pffff, alle lagen weer afpellen en wachten dus. Na een half uur blijkt de wind iets geluwd en is er een andere landingsplaats gevonden die meer beschut ligt. We bezoeken een oud walvisvaardersstation en dat is goed te zien. Complete skeletten liggen al meer dan 100 jaar de Antarctische kou te trotseren. Tussen de ribben staan pinguïns te schuilen voor gure wind. Antarctica is rauw, de kale grauwe rotsen worden afgewisseld met sneeuw en ijs. De baai rondom ons ligt vol ijsbergen waarvan sommige meer dan 25 meter boven het wateroppervlak uit steken. Hier zou eigenlijk niets moeten leven en toch, verbazingwekkend genoeg, is er overal leven. Honderden pinguïns staan suf en stoïcijns voor zich uit te kijken, in schril contrast met de pijlsnelle wezens die het worden als ze zich in het water bevinden, aalscholvers vliegen af en aan, prions, sternen, poolkippen en petrels scharrelen tussen de stoffelijke resten van pinguïns die de jaarlijkse rui niet overleefd hebben. Aan het strand liggen op nog geen 50 meter van elkaar een zeeolifant en een Weddellzeeleeuw te rusten. Iets verder op zee schiet een fontein omhoog van een bultrug. Hoe onherbergzaam, guur en ongenadig dit land ook is, de natuur heeft toch een manier gevonden om het leven hier uitbundig te maken.

Zij redden het beter dan ik in ieder geval. Ondanks dat de wind is gaan liggen en de zon bezig is aan comeback, ben ik koud tot op het bot. Terug naar de Plancius dus opwarmen met een zelfbouwburger en friet.

De middag begint met evenveel kleding als de morgen maar bij aankomst in Paradise Bay wordt al snel duidelijk dat het weer omgeslagen is. Nauwelijks 4 uur varen en de lucht is strak blauw en de wind vrijwel weg en dus blijven jas, pet en handschoenen achter bij de Argentijnse hut die de landingsplek markeert. Het uitzicht is adembenemend als we naar boven klimmen. Een gedenksteen voor iemand die in 1957 is overleden is een grimmige herinnering aan het feit dat het hier niet altijd paradijselijk is. Dat is het vandaag wel: hoge pieken, bedekt met in de zon glimmende gletsjers, omringen ons. Een baai vol drijfijs met her en der zeeleeuwen die liggen te rusten met er tussen pinguïns. De bemanning en gasten zijn verwikkeld in een sneeuwballengevecht, kortom de sfeer is uitgelaten.
Terug op de boot begint de zon langzaam onder te gaan en langzaam veranderd het wit in onzichtbare stappen naar diep oranje en als de zon eenmaal weg is, verschijnt net boven de einder een bloedrode maan die schril afsteekt bij de bergen die na het verdwijnen van zon, diep blauw geworden zijn. Elke omschrijving met woorden van de magie van Antarctica is een belediging voor de werkelijkheid, deze plek is betoverend.


66° zuiderbreedte
The L-word