Op weg (deel 1)
Op weg (deel 2)

Rond 5 uur in de morgen landen we op Changi airport in Singapore waar de tropische moesson de stad geselt. De douane en de bagage gaan voorspoedig en dus stappen we een klein uurtje later de tropische hitte van Singapore in. Er wordt een taxi geregeld door een tandeloos mannetje die hoogstwaarschijnlijk Engels tegen ons praat. Hij wijst een taxi in de rij wachtende auto’s aan en als we per ongeluk naar de verkeerde taxi lopen komt hij achter ons aangerend en wijst met veel misbaar de juiste taxi aan, in Singapore is alles blijkbaar strak geregeld. De regen is intussen een miezer geworden en door de schemering van de zonsopgang rijden we door de stad. De stad is erg lelijk. Veel, heel eentonige hoogbouw en schreeuwerige vermaakcentra. Het hotel is een uiterst smakeloos jaren ’70 gebouw met veel beton, spiegelglas, goudkleurig metaal en bruin. Het kan natuurlijk onze uitstraling zijn maar wat opvalt is dat niemand aardig is. De taxichauffeur doet geen enkele poging om de conversatie op gang te brengen (wat maar goed is want hij heeft een bril die ik op -15 inschat en die zakt voordurend naar het puntje van zijn neus, waarmee hij mij de mogelijkheid biedt om nare scenario’s te bedenken), de receptioniste weigert een niet verstane zin te herhalen en de bellboy kijkt alsof hij eindelijk de knoop heeft doorgehakt en besloten heeft van het dak te springen. Hij levert gelukkig rond half 8 nog wel de koffers af voor hij zijn snode plannen verder gaat uit broeden. We zetten de wekker op half 11 en storten in. Halverwege de morgen worden we echter wreed wakker gebeld door de receptie die graag een bevestiging voor de terugreis wil hebben. Volledig van de kaart wimpel ik de man af en beloof langs te komen als we wakker zijn en vallen vervolgens weer in coma. Rond 12 uur schrikt Tanja wakker. Zonder zich het te kunnen herinneren heeft ze de wekker uitgezet en zijn we verder gaan slapen. We maken ons zelf snel wakker en toonbaar door een straal gechloreerd water over onze koppen te laten lopen en vertrekken naar Orchard Road, het kloppende shoppingcentre van Singapore. Het is intussen gelukkig droog geworden. We nemen de metro die vlak bij ons hotel vertrekt. Alles ziet er kraakhelder uit, geen straatvuil, geen graffiti. Het verkeer is opmerkelijk rustig voor een grote stad, je hoort vrijwel nergens een toeter, oranje betekent dat auto’s stoppen en een zebrapad betekent dat je als voetganger veilig over kunt steken. Het is opvallend, maar ook een beetje sfeerloos. Als echte doorgewinterde voetganger wil je toch regelmatig voor je leven moeten kunnen vrezen. Orchard Road is een onafzienbare rij winkels. We shoppen ’till we droppen, eten een Mac’je voor de snelle trek van een in de war zijnd lichaam en kopen een draadloze optische muis (voor €12!). Op weg naar het hotel lopen we door Fort Canningpark waarbij opvalt dat park wel een groot woord is. Er zijn wat restanten van de roemloze Engelse poging om Singapore tegen de Japanners te verdedigen, er staat een mooi groot koloniaal landhuis, er lopen wat eekhoorntjes rond, er zijn veel steekmuggen, maar dat is dan ook alles. Terug in het hotel maken we nog een hazenslaapje en lopen rond een uur of 7 richting Singapore rivier om daar bij een Indiaas Tandoori restaurant te gaan eten. Dat is overigens erg smakelijk. We laten twee ijskoude pullen bier aanrukken en kijken uit over de rivier waar bootjes heen en weer varen vol toeristen. Boven ons glinstert de hoogbouw in de tropennacht. We lopen langs de terrasjes aan de rivier en belanden rond half 11 in het hotel en storten daar neer in bed.

Op weg (deel 1)
Op weg (deel 2)