Kauri
Spirit bay

Het is heerlijk weer, we ontbijten in de zon en vertrekken snel om nog wat aan de dag te hebben. We rijden weer door het Waipoua forrest. We stoppen om de grote bezienswaardigheid te bekijken de oudste, dikste en hoogste boom van Nieuw-Zeeland. Hij is 60 meter hoog en 23 meter in omtrek en 1200 jaar oud, erg imposant. We rijden door naar Arai-Te Uru en maken daar vandaan een wandeling langs de kust. Het begin van de wandeling is prachtig. Aan de overkant van Hokiangi Harbour ligt een duin van 340 meter hoog. De baai zelf is ook prachtig, hij slingert zich diep het land. De ingang is één grote draaikolk. Daarna moeten we door dichte bosjes met kleine bloempjes waar hordes bijen op af komen. Tanja heeft het er niet zo op en komt bijna rennend door de bosjes heen. De rest van de wandeling is niet erg mooi, de kust van de Tasmanzee is mooi, maar aan de andere kant is er een saai grasland met schapen. Uiteindelijk belanden we in een lange baai. In een hoek van de baai is een grot uitgeslepen als een soort half slakkenhuis. Het begint op zee niveau en stijgt in een halve cirkel tot een paar meter boven de zee. We komen bij de smalle openingen en kijken boven de branding over zee uit. In de getijden poelen zien we prachtige anemomen. Weer terug beneden zien we dat de zee actiever is geworden. We moeten wachten tot we snel zonder nat te worden de grot kunnen verlaten. We vermaken ons op het totaal verlaten strand, doen een dutje en gaan weer terug. We proberen langs het water terug te lopen maar dat is lastiger dan het lijkt. Steile hellingen blokkeren ons de weg. Uiteindelijk vinden we een doorgang omhoog. Het versteende zand laat zich makkelijk afslijten en maakt mooie afgeronde vormen. Nadat Tanja met verstand op nul en blik op oneindig door het bijenkolonie heen is gerend komen we weer bij de camper uit. We besluiten in de buurt een camping te gaan zoeken en lui te gaan wezen voor de rest van de dag. Helaas is er geen camping te vinden dus rijden we door. We komen bij de ferry van Clendon House, een verlept dorpje wat er, zonder succes, nog iets van probeert te maken. We steken de Hokiangi Harbour over in een half uurtje. Aan de andere kant komen we uit in een land achter God’s rug. Het is een verlaten, onaantrekkelijk land en dus ook geen camping te vinden. We zijn het intussen aardig zat maar hebben weinig keus. Het leven is hier voorbij, geen huis, geen camping zelfs geen vee. We rijden een hele tijd langs de mangrovebossen van de uitlopers van Hokiangi Harbor. We rijden van ellende door naar Kaitaia en daar is het ook al niet veel. De camping doet ons erg aan Sanson denken dus we rijden door en vinden uiteindelijk een plekje achter een motel. Het blijkt één badkamer met douche en toilet te hebben waar de rest van de campers ook gebruik van moeten maken. Dat levert nogal eens een wachtrij op. De sfeer van het subtropische noorden is niet echt relaxt. Het leven is er armoediger, de sfeer wat agressiever, kortom het net Hoograven. Er is wel een bubbelbad en zwembad waar we lekker gebruik van maken alhoewel we de verkeerde volgorde hanteren. Het verwarmde bubbelbad is heerlijk verwarmd maar om dan in het onverwarmde zwembad te springen valt weer niet mee. Na het eten heb ik een babbeltje met de Zwitserse buren waarvan de vrouw verbazingwekkend goed Engels spreekt. Dat wordt verklaart doordat ze 3 jaar in Australië heeft gewoond. Al snel sluit zich er een Nederlander bij het gesprek aan die erg lomp is (vindt zijn eigen verhaal uitermate belangrijk) maar die daarnaast ook nog eens ongelofelijk beroerd Engels spreekt: I told the reisbureau: you are too duur. Soms ben ik zo trots op onze landgenoten…

Kauri
Spirit bay