Eigenlijk is zo’n klein rotbusje retegezellig. Maar nog niet te vroeg afscheidstranen plengen, we hebben nog een hele dag. En wel in het gisteren ontdekte juweeltje Mount Buffalo National Park. We rijden nogmaals tegen de berg op en wandelen vanaf de parkeerplaats naar the Horn, het hoogste punt van het park op zo’n 1729 meter. Prachtige uitzicht rondom over de Australische Alpen.
Dat de wandeling niet echt veeleisend is blijkt wel als er een groep 65+ aankomt gelopen, weliswaar steunend en piepend, maar ze zijn er toch maar. Ze verstoren wel wreed de serene rust en dus maken we rechtsomkeert en lopen terug naar de auto. Een paar kilometer terug begin er een andere wandeling. De sneeuw is hier ongeveer een maand geleden weg gedooid en eerste lading alpenbloemen is dus al weer uitgebloeid maar de vlakte is prachtig geel van een soort brem en paars van een soort heide. Dikke “kussens” van gras en mos houden het smeltwater vast en geven het geleidelijk af aan het beekje dat we volgen tot aan de waterval. Na de wandeling is het tijd om kilometers te maken, we moeten richting Sydney. We doorkruisen een eentonig landschap tot we vinden dat we genoeg afstand afgelegd hebben en vinden een camping die met gemak mee kan doen aan “Australia’s most boring campsite”.
We staan op een gezellige betonnen plaat terwijl achter ons de Hume Highway voortraast en naast de receptie een groot reclamebord oproept om toch vooral een bezoek te brengen aan het nationale pottenbakkersmuseum. We hebben het even overwogen, maar na lang nadenken (ongeveer ¾ milliseconden) hebben we besloten een biertje in de ondergaande zon te drinken en vanavond maar eens vroeg in bed te duiken.
Geef een reactie